Eigenschappen van de KSM-SG
De ompoling van de keerlus geschiedt zonder kortsluiting over twee sensorsporen, die zich aan de ingang en aan de uitgang van de keerlus bevinden.
-De beide spoorstaven van de sensorsporen (A1/B1 en A2/B2) en de keerlus (AK/BK)moeten volledig worden
geïsoleerd en met de overeenkomend aangeduide klemmen van de keerlusmodule KSM-SG worden verbonden.
-Voor de sensorsporen is een lengte van 5 tot 20cm optimaal.
-Het keerlusspoor moet tenminste net zo lang zijn als de langste trein op de modelbaan.
-De digitaalstroom die door de keerlusmodule KSM-SG wordt geschakeld, kan tot 8 Ampère bedragen.
-Door de externe voedingsmogelijkheid is een eenvoudige bewaking van de keerlus mbv. spoorbezetmelders
(bijv. RM- GB-8-N of RS-8) mogelijk. De sensorsporen worden daarbij meebewaakt.